- ontvallen
- {{ontvallen}}{{/term}}1 [buiten iemands bereik komen; per ongeluk geuit worden] échapper (à)2 [afvallig worden] abandonner♦voorbeelden:1 de moed ontviel hem • le courage lui manquade man liet zich een vloek ontvallen • l'homme laissa échapper un jurondit woord is me ontvallen • ce mot m'est échappé¶ zijn vrouw is hem vroeg ontvallen • il a perdu sa femme de bonne heure
Deens-Russisch woordenboek. 2015.